Scholenkoepel Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO) investeert fors om docenten te professionaliseren en innovatie op scholen te versnellen. Bestuursvoorzitter André Postema en programmaleider Colette van den Heuvel leggen in dit dubbelinterview uit hoe het IOO-programma (Investeren in Ontwikkeling van Onderwijs) is opgezet en welke rol academisch onderzoek zou kunnen spelen.
Het programma IOO is erop gericht om ruimte vrij te maken voor docenten om te werken aan onderwijsontwikkeling of professionalisering gericht op gepersonaliseerd onderwijs. Hiervoor zijn er 61 nieuwe docenten aangenomen sinds 2014. Deze docenten geven les en vervangen zo collega’s die werken aan innovatie. Daarnaast werken deze nieuwe docenten zélf aan ontwikkelingen op verschillende LVO-scholen. Dit is mogelijk omdat de nieuwe docenten zijn aangenomen op bestuursniveau. Hierdoor kunnen ze op verschillende scholen van LVO werken.
Extra capaciteit
André Postema: “Het zijn docenten die jong van geest zijn en met elkaar ervaringen delen en elkaar adviseren. En doordat zij ook lessen geven, stelt dat anderen in staat zich ook bezig te houden met hun eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van het onderwijs.” LVO heeft voor vier jaar ruim 25 miljoen euro uitgetrokken. De in 2013 ontvangen middelen uit het Nationaal Onderwijs Akkoord van 2013 voor docentprofessionalisering kwamen daarbij goed van pas. Dit is het laatste jaar dat er extra financiering is.
Gouden greep
“We hebben door IOO meer formatie, meer tijd en capaciteit beschikbaar: een gouden greep”, vindt Postema. Verder is fors geïnvesteerd in opleidingen en trainingen. “Het mooie is dat hiermee een vliegwiel op gang is gebracht waardoor inmiddels op alle scholen wordt gewerkt aan gepersonaliseerd onderwijs, zonder dat we scholen opleggen hoe zij dit moeten vormgeven”, zegt Colette van den Heuvel. “Zie de IOO’ers als een pilotgroep dwars door alle scholen heen die met elkaar ervaringen uitwisselen. Alle scholen hebben elkaar met meerdere medewerkers bezocht. Ook zijn er coachgroepen voor intervisie en leerlabs in oprichting.”
“We pleiten ervoor dat dergelijke initiatieven structureel en in een bredere academische setting kunnen plaatsvinden”
Diversiteit in aanpak
“In het begin was een aantal scholen nog zoekende”, volgens Postema. “Op de ene school bestond IOO uit het schrijven van een module Leren leren, met onder meer de werking van het brein en mindmapping. Elders gingen ze aan de slag met toetsbeleid. Andere scholen kozen voor volledig nieuwe onderwijsconcepten zoals Kunskapsskolan om gepersonaliseerde leerroutes in te voeren; Big Picture Learning om de verbinding te leggen tussen de interesse van leerlingen, de maatschappij en het leerproces; thematisch onderwijs van OPEDUCA waar leerlingen zelf op zoek gaan naar antwoorden op inspirerende vraagstukken, zoals ‘living on Mars’.”
Grootste effect door integratie
“IOO heeft veel innovatie gebracht”, weet Van den Heuvel. In het begin waren het nog veel losse projecten. “Maar toen schoolleiders en ook andere collega’s er meer bij betrokken raakten, werd de impact van IOO groter: we zagen dat het in lijn kwam met de ambities van gepersonaliseerd leren en dat de samenhang tussen verschillende projecten groter werd. Inmiddels zien we dat de projecten geïntegreerd zijn in de schooljaarplannen. De gerichtheid op de directe toepassing in het het onderwijs, is inspirerend. En dat geldt ook op persoonlijk vlak: docenten halen een hogere graad of een extra bevoegdheid en gaan voor nieuwe competenties.”
Borgen van succes
De ruimte voor onderwijsontwikkeling smaakt naar meer. Daarom is het van belang dat als de extra facilitering volgend jaar stopt de scholen zelf die ruimte creëren. Van den Heuvel: “Borging is een stevige opgave, want daarmee schuur je tegen de grenzen van het huidige onderwijssysteem. Hoe organiseer je maatwerk en voldoende individuele aandacht? Met een klassikaal lesrooster van zeven keer vijftig minuten wordt maatwerk erg lastig. Je moet kijken naar de structuur van de dag, competenties van mensen, naar het managen van hybride organisatiemodellen, naar de mogelijkheden in een gebouw, maar ook naar leermiddelen. Zo worden naast inhoudelijke onderwijsontwikkelingen, nu ook de veranderkundige vraagstukken zichtbaar.”
Verbinding onderzoek en onderwijs
IOO als programma is niet vanuit een wetenschappelijke onderzoeksaanpak vormgegeven. Er is, in het kader van het monitoren van Koers (een nieuwe onderwijsvorm van LVO Weert gebaseerd op Kunskapsskolan), met de Open Universiteit en Fontys gesproken over een projectvoorstel, maar dat bleek te kostbaar. Daarnaast is effecten meten bij voorkeur iets dat over 10-15 jaar bekeken moet worden (longitudinaal) en in een geïsoleerde setting. Postema: “Wel zijn alle IOO-projecten nauwlettend gemonitord en zijn diverse afzonderlijke initiatieven wetenschappelijk begeleid, onder meer door de Universiteit Maastricht en de Open Universiteit. Ook hebben binnen diverse scholen docenten zelf praktijkgericht onderzoek verricht. Bij het vormgeven van vrijwel alle IOO-projecten is uiteraard gebruik gemaakt van de beschikbare wetenschappelijke inzichten. Want je wilt wel op voorhand weten of iets kans van slagen heeft.”
Toekomstdromen
“Een programma als IOO zouden we elke school gunnen”, zegt Postema. “Inclusief het bijbehorende onderzoek, of dit nu strikt academisch is of juist meer praktijkgericht. We pleiten ervoor dat dergelijke initiatieven structureel en in een bredere academische setting kunnen plaatsvinden wat betreft opleiding en het leren van academische vaardigheden, zoals bijvoorbeeld al lang succesvol wordt gedaan met de werkplaatsfunctie van een academisch ziekenhuis. Een aantal LVO-scholen is ook Academische Opleidingsschool, maar de onderzoeken daarbinnen zijn nog fragmentarisch. Het zou ook mooi zijn als de praktijkvragen uit de scholen het belangrijkste uitgangspunt worden voor onderzoek. Er blijft dus nog genoeg te dromen over.”